Hebben industriële jobs nog toekomst?

Het Verbond van Belgische Ondernemingen (VBO) is ervan overtuigd dat een sterke industrie in ons land mogeljik, tot zelfs noodzakelijk is. Professor Paul de Grauwe van de London Business School ziet het evenwel somber in.

Om de zoveel tijd duikt als gevolg van een bedrijfssluiting of reorganisatie zoals bij Arcelor of Caterpillar het debat op over de vraag of jobs in de Belgische industrie nog een toekomst hebben. Professor Paul De Grauwe van de Londen Business School ziet het somber in, maar het VBO blijft ervan overtuigd dat een sterke industrie in ons land mogelijk en noodzakelijk is. Professor en roboticaspecialist Bram Vanderborght vindt dan weer dat we van de zwaktes van onze industrie een deugd kunnen maken en dat de inschakeling van robots industriële jobs kan helpen redden.

Productiviteitsgroei door technologische vooruitgang kost jobs
België is één van de eerste landen in de wereld die zich heeft geïndustrialiseerd. Eén van de kenmerken van de industriële ontwikkeling is dat ze wordt gedreven door productiviteitsgroei. “De technologische vooruitgang”, zo zegt Paul De Grauwe, “zorgt ervoor dat elk jaar de productiviteit toeneemt. Er zijn dus steeds minder arbeiders nodig om een gegeven productie te realiseren. De uitstoot van jobs uit de industrie is dus onvermijdelijk, tenzij de productie aan hetzelfde ritme zou kunnen stijgen als de productiviteit. Met andere woorden: als de productiviteit in de industrie stijgt met 3% per jaar, zou de productie jaarlijks met 3% moeten toenemen om het aantal industriële jobs constant te houden.” Een dergelijke groei zit er volgens De Grauwe echter niet in. “Ten eerste zien we dat naarmate de welvaart stijgt, de vraag naar goederen minder snel toeneemt dan de vraag naar diensten. Ten tweede is er de druk van de globalisering die tot een verschuiving van productie leidt naar landen met lagere loonkosten en die industriële takken overnemen die veel gebruik maken van goedkope arbeid.” Volgens de professor ligt de fundamentele oorzaak van de daling van de industriële tewerkstelling dan ook niet in de hoge loonkost, maar in de productiviteitsgroei die hier al honderd jaar zijn werk doet.

Prijzen in de industrie stijgen minder snel dan in dienstensector
Ook het Verbond van Belgische Ondernemingen (VBO) kan niet naast de cijfers kijken: in 1970 stond de industrie nog in voor meer dan 35% van de toegevoegde waarde die in België werd gecreëerd, terwijl dat cijfer nu is teruggezakt tot zowat 15%. En terwijl veertig jaar geleden nog 33% van de mensen in de industrie werkten, is dat nu nog maar een goede 10%. “Maar”, zo luidt het bij het VBO, “die cijfers verdienen toch ook enige kanttekening. Zo nemen de loonkosten in de dienstensector en in de industrie ongeveer in gelijke mate toe, maar kan de industrie ze omwille van de forse internationale concurrentie veel minder goed doorrekenen in de prijs. Het resultaat daarvan is dat de productiviteit sterker moet stijgen. En dat is volgens het VBO ook het geval: sinds 2000 nam de productiviteit in de industrie met gemiddeld 2% per jaar toe tegenover slechts 0,3% in de dienstensector.

Nog altijd veel toegevoegde waarde
Een belangrijke verklaring waarom het aandeel van de industrie in de totale toegevoegde waarde zakt, is dus omdat de prijzen er veel minder sterk stijgen. Dit zorgt er immers voor dat de toegevoegde waarde, in nominale cijfers, in de dienstensector sterker toeneemt dan in de industrie. Na correctie van dit prijseffect blijkt volgens het VBO echter dat de toegevoegde waarde van industrie sterker toeneemt dan in de dienstensector en dat de industrie wel degelijk nog een belangrijke bijdrage kan leveren aan de economische groei.

Industrie zorgt ook voor jobs in andere sectoren
Een ander gevolg van de verschillende productiviteitsontwikkelingen in respectievelijk de industrie en de dienstensector zien we op het vlak van de werkgelegenheid. Ondanks de recente daling van de industriële tewerkstelling, vindt het VBO dat het pessimisme over de teloorgang van de industrie moet worden genuanceerd. Het klopt inderdaad dat de industriële tewerkstelling achteruitgaat, maar over een langere periode gezien blijft de toegevoegde waarde er stijgen, zodat er ook opnieuw jobs zullen bijkomen, zo luidt de redenering. De industrie zorgt bovendien ook voor veel toegevoegde waarde en jobs in de andere sectoren van de economie. Het gros van de investeringen, onder meer in onderzoek en ontwikkeling, vindt eveneens in de industrie plaats. En last but not least: nog steeds bijna 80% van onze export bestaat uit goederen, die hier dus moeten worden geproduceerd. Maar de concurrentie is bikkelhard.

Robots om jobs te behouden
“Om deze maakindustrie in ons land te behouden”, zegt VUB-professor Bram Vanderborght die als lid van een Europese roboticaonderzoeksgroep robots ontwikkelt die mensen kunnen helpen, “zullen onze nieuwe regeringen na de verkiezingen van 25 mei moeten blijven inzetten op onze sterke punten: creativiteit, onderwijs en onderzoek. Van de nood valt een deugd te maken, ook al omdat bedrijven zoals Apple beginnen in te zien dat de productie in lageloonlanden weinig duurzaam is en dat ze intellectuele eigendom en investeringen verliezen aan die landen. Bovendien zitten ze door in eigen land te produceren dichter bij de afzetmarkt en kunnen ze sneller inspelen op nieuwe trends. Daarom ook moeten robots niet als een bedreiging worden gezien, maar als een bijkomende troef om jobs te behouden. In de Verenigde Staten bijvoorbeeld is om weer meer producten het label ‘Made in USA’ te geven en op die manier jobs te creëren, is door MIT-prof Rodney Brooks de Baxter-robot ontwikkeld. Een robot die veilig tussen en vooral met de mensen aan de band kan werken. Met een uurkost van ? 2,65/uur gaat hij de rechtstreekse concurrentie met Chinese arbeiders aan. Bovendien open de lage kostprijs ook de mogelijkheid dat KMO’s dit type robots kunnen gebruiken.” Dat een dergelijke creatieve insteek wel degelijk kan werken, wordt bewezen door Sioen, het bedrijf dat wordt geleiod door kersvers VBO-voorzitter Michèle Sioen. Jaren geleden al koos Sioen voor de niche van het zogenaamde technische textiel en die keuze legde het bedrijf niet alleen geen windeieren, ze zorgde ook voor een mooie lokale industriële tewerkstelling. Met andere woorden: de industrie zal niet teloor gaan en jobs blijven opleveren als we maar voldoende creatief zijn.

Geert Degrande